De kostprijs van duurzame warmte
In 2021 stelden gemeenten de Transitievisie Warmte vast (TVW). Veel van deze visies zien een belangrijke rol voor warmtenetten. Met name omdat uit globale financiële analyses bleek dat warmtenetten goedkoper zouden zijn dan individuele opties met lucht- of bodemwarmtepompen. Betaalbaarheid was in veel van de TVW’s een belangrijk uitgangspunt. Dus op zich logisch dat destijds veel wijken geschikt leken voor warmtenetten.
Sindsdien zijn gemeenten aan de slag gegaan met verder onderzoek en uitwerking. Wat is nu de ‘opbrengst’ van deze uitwerkingen? Was de verwachting uit 2021 juist?
Verder praten over deze blog?
In 2021 stelden gemeenten de Transitievisie Warmte vast. Warmtenetten speelden daarin vaak de hoofdrol. Gemeenten zijn nu een aantal jaar verder en de ontwikkeling en realisatie van warmtenetten gaat nog niet hard. Hoe komt dat? En is er een toekomst voor warmtenetten? Deze blog is geschreven door Lambert den Dekker.
Warmtenet: een goede betaalbare oplossing?
Laat ik positief beginnen: er zijn veel plekken waar een warmtenet een goede oplossing is. Vooral daar waar er 1. een concentratie van warmtevraag is, 2. de warmtevragers makkelijk collectief te organiseren zijn en 3. een efficiënte, betrouwbare, duurzame warmtebron voorhanden is. En dergelijke situaties zijn er best veel.
Maar blijkt uit de uitwerking ook dat een warmtenet betaalbaar en de beste oplossing is? In veel transitievisies was dat zoals gezegd namelijk een belangrijk uitgangspunt. En blijkbaar zit daar een aandachtspunt, want de ontwikkeling en realisatie van warmtenetten gaan nog niet hard.
In het licht van het maatschappelijke debat over bestaanszekerheid, is de betaalbaarheid van de energietransitie nog belangrijker geworden. In het kader van warmtenetten speelt de tariefsystematiek die voor warmte gehanteerd zou moeten worden een belangrijke rol: gerelateerd aan de huidige gassituatie (ACM) of de zogenaamde kostprijs-plus-systematiek?
De systematiek achter tarieven voor warmte
De ACM-methodiek is gebaseerd op de huidige gassituatie. Door de enorme stijging van de gasprijs afgelopen jaren, steeg ook de prijs voor warmte enorm. Daar was/is veel ontevredenheid over. Want stegen de kosten bij de warmtebedrijven ook zo enorm hard? Moesten de GJ-tarieven dan wel zo enorm stijgen? Of zou dan toch een kostprijs-gerelateerd tarief niet redelijker zijn?
Rekenen aan de kostprijs
Kostprijs-plus lijkt dé oplossing voor warmtenetten. Voor bestaande warmtenetten die ontwikkeld zijn vóór de periode van de explosie van de gasprijs, kan dit inderdaad een oplossing zijn. Maar is dit ook het geval voor de nieuwe warmtenetten die op basis van de transitievisies warmte ontwikkeld moeten worden? Om daar achter te komen heb ik op basis van huidige kosteninzichten voor een aantal opties een kostprijs berekend. In eerste instantie ben ik gewoon maar begonnen om op basis van een aantal uitgangspunten en kengetallen de kosten in te schatten en deze voor verschillende warmtevoorzieningen over een periode van 30 jaar te sommeren. Dus: initiële investeringskosten, jaarlijkse energiekosten, jaarlijkse onderhoudskosten, jaarlijkse beheer/exploitatiekosten en herinvesteringskosten na 10-15 jaar. En dit totaal dan vervolgens delen door een periode van 30 jaar. Daaruit komt het volgende beeld. Het risico van deze benadering is dat er discussie ontstaat over de gebruikte uitgangspunten en kentallen. Desgevraagd kunnen we deze delen en staan we uiteraard open voor verbetering!
Wat mij opviel
- De kosten van de warmtenetopties zijn afhankelijk van de warmtebron en de configuratie. Warmtenetopties met complexe bronnen, zoals WKO, warmtepompen en aquathermie zijn relatief kostbaar. Ook de optie meg een Zeer Laag Temperatuur-net met individuele warmtepompen is relatief kostbaar (hoge kosten voor collectieve installatie met wko/aquathermie én hoge infrakosten én hoge kosten in de woning voor individuele warmtepompen). De warmtenetoptie met geothermie is daarentegen relatief de goedkoopste optie maar kan alleen op grote schaal. Dit brengt extra risico’s met zich mee voor de ontwikkeling, zoals het vollooprisico. Daarnaast is deze optie ook niet overal mogelijk.
- De individuele optie met een luchtwarmtepomp ligt qua kosten tussen de warmtenetopties in.
- De kosten van alle duurzame opties zijn hoger dan de huidige gassituatie. Als de gasprijzen stijgen (afhankelijkheid van buitenland) en/of de CO2-uitstoot meer beprijsd gaat worden, zal de vergelijking anders uitvallen en worden de duurzame alternatieven op een gegeven moment goedkoper.
Het feit dat de totale kosten voor de warmtenetopties en voor de individuele opties grosso modo gelijk zijn, maakt het voor gemeenten moeilijk om keuzes te maken. Daarbij komt het feit dat de kosten van vrijwel al de opties op dit moment hoger zijn dan de huidige gasgestookte situatie. Ook dit maakt besluitvorming over aardgasvrije wijken complex.
Moeten we dan maar wachten? Nee, uiteraard niet. We hebben niet voor niets de ambitie om in 2050 aardgasvrij te verwarmen! En er zijn ook andere feiten te noemen die ons aan moeten zetten om keuzes te maken: afhankelijkheid van gas uit het buitenland, stijgende gasprijzen, CO2-beprijzing, klimaatverandering, etc.
Wie betaalt het verschil?
Duidelijk is dat de warmtetransitie geld kost. De kosten zijn hoger dan de huidige verwarmingskosten. De vraag is dan wie dit verschil betaalt. Hiervoor zijn verschillende opties:
- De woningeigenaar betaalt een eenmalige aansluitbijdrage (BAK)
- De woningeigenaar betaalt jaarlijks een extra vastrecht
- De verbruiker betaalt jaarlijks extra voor de afgenomen warmte
- De gemeente socialiseert de kosten voor de infrastructuur
- De landelijke overheid komt met een regeling om het verschil in de vorm van een subsidie oid te compenseren (zie ook aangenomen moties in het debat rond de WGIW).
Mijn conclusie is dat alleen werken aan een nieuwe tariefsystematiek in de vorm van een kostprijsplus-model niet gaat werken. Er zal een aanvullende regeling nodig zijn om de warmtetransitie betaalbaar te maken. Linksom of rechtsom zullen we als maatschappij deze kosten moeten dragen. Niets doen is geen optie!
Wat nu?
Voorgaande is een globale, gemiddelde analyse van de kostprijsberekening. Voor specifieke gevallen kan het anders uitvallen: voor gebieden met hoge warmtevraag in het voordeel van warmtenetten, voor gebieden met lage warmtevraag in het voordeel van individuele opties. Onze oproep aan gemeenten is om aan de slag te gaan in de gebieden waarvoor de voorkeursoptie wél duidelijk is. De landelijke overheid moet inspringen op de plekken waar de voorkeursopties dichter bij elkaar liggen en er bijvoorbeeld vanwege netcongestie redenen zijn om warmtenetten te stimuleren.
Met nieuwe aanstaande wetgeving (Wet Collectieve Warmtevoorzieningen, WCW) zal de consumentenbescherming groter worden. Dat vergroot de betaalbaarheid voor de gebruiker/bewoner. Daarnaast heeft de landelijke overheid veel extra geld beschikbaar gesteld om warmtenetten rendabeler te maken (dit gaat warmtebedrijven, al dan niet publiek, helpen). Dit maakt dat de mogelijkheden om warmtenetten te realiseren steeds groter worden.
Warmtenetten zijn nog steeds een goede oplossing om wijken van het aardgas te halen, ondanks alle complexiteit. We hebben in onze energiemix alle oplossingen nodig dus laten we niet stil blijven staan. Gemeenten: blijf met jullie partners doorpakken op het realiseren van warmtenetten.